Controle van de motorfiets
Als je gaat rijden moet je zeker weten dat je daar helemaal klaar voor bent. Dat geldt ook voor je motorfiets. Maak er daarom een gewoonte van om van tijd tot tijd de conditie van je motorfiets te controleren. Een aantal controles zijn zo belangrijk dat je die altijd voordat je gaat rijden uit moet voeren. Deze laatste inspecties zijn vet afgedrukt.
Als ezelsbrug om niets te vergeten kan je het woord BRAVO-A gebruiken. Elke letter geeft een onderwerp aan:
- Banden
- Remmen
- Aandrijving
- Verlichting
- Olie
- Algemeen
BANDEN
Kijk altijd voor het rijden of er beschadigingen aan de band te zien zijn of dat er bijvoorbeeld een spijker in de band zit. Die zal niet direct zorgen dat de band leegloopt, maar de band moet wel vervangen worden. Let er op of de band niet verder inzakt dan normaal. Dat duidt op een veel te lage spanning. Zorg dat de banden op de juiste spanning staan. De juiste waarde staat in het instructieboek of op een sticker op het kettingscherm. Kontroleer de bandenspanning met een drukmeter wanneer de banden koud zijn. Als je met bagage of een duo-passagier rijdt kan een hogere bandenspanning aanbevolen zijn. Met de goede bandenspanning krijg je voldoende stabiliteit en beperk je de bandenslijtage. Controleer het profiel: wettelijk moet de profieldiepte minimaal 1 mm zijn, maar het is aan te raden de banden te vervangen als het profiel minder dan 2 mm wordt. Kijk of er een draairichting op de band aangegeven is en controleer als er een nieuwe band gemonteerd is of de pijl inderdaad in de rijrichting staat. Zowel een goed profiel als de juiste draairichting zijn belangrijk voor de afvoer van regenwater en daardoor voor een goede grip. Controleer of het ventieldopje gemonteerd is. Dat voorkomt het binnendringen van vuil en vocht in het ventiel. Als er droogtescheurtjes in de band zitten moet die vervangen worden. Rijd met nieuwe banden (dus ook op een nieuwe motorfiets) de eerste kilometers met gematigde bochtsnelheden en houd rekening met een iets langere remweg. De nieuwe band is namelijk door het productieproces bedekt met een glad oppervlakte laagje. Dat moet tijdens de eerste ca. 100 km met een rustige rijstijl wegslijten, daarna is pas de normale grip beschikbaar.
REMMEN
Controleer altijd voor het rijden de druk van het remhendel en –pedaal. Druk het in en houd het gedurende een paar seconden vast. Hendel en pedaal mogen dan niet verder inzakken. Als het veel kracht kost om de motorfiets te duwen wijst dat op vastzittende remmen. Laat dan eerst onderhoud uitvoeren. Controleer of er lekkage is op de leidingen of de aansluitingen. Controleer de slangen op droogtescheurtjes of slijtageplekken door aanlopen. Controleer remkabels op rafelen of andere tekenen die op slijtage wijzen. Kijk of het vloeistofpeil tussen de maximum en minimum aanduiding zitten. Het niveau zal geleidelijk zakken als de remblokken slijten. Er hoeft dan geen remvloeistof bijgevuld te worden. Maar als het peil in korte tijd daalt kan er sprake zijn van lekkage. Controleer zo nu en dan de dikte van de remblokken in verband met slijtage.
AANDRIJVING
Heb je cardan aandrijving, dan hier geen problemen voor zover er geen olie lekkage zichtbaar is. Bij kettingaandrijving of een getande riem moet de spanning goed zijn. Als de ketting of snaar in het midden tussen de tandwielen omhoog en naar beneden bewogen wordt moet er een minimaal de voorgeschreven ‘speling’ tussen zitten. De waarde daarvan is te vinden op een sticker op de achtervork of het kettingscherm. In de regel moet de speling onbelast gemeten worden, afhankelijk van het voorschrift met de motorfiets op de middenbok of op de wielen. Smeer de ketting regelmatig met een kettingspray uit een spuitbus. Kontroleer of de schakels vrij draaien en of er scheurtjes zijn in de schalmen. Inspecteer de slijtage van de ketting door deze los te trekken van het kettingwiel. Er mag slechts een minimale ruimte tussen ketting en tandwiel zijn.
VERLICHTING
Kontroleer of de volgende verlichting brandt:
- Dimlicht en grootlicht, als de motor loopt
- Achterlicht en kentekenverlichting
- Remlicht, zowel als het hendel als het pedaal afzonderlijk bediend wordt
- Knipperlichten voor en achter, links en rechts
OLIE
Het is belangrijk dat er voldoende olie in de motor zit. Onvoldoende olie kan grote motorschade tot gevolg hebben en door uitvallen van de motor leiden tot gevaarlijke situaties. Wacht niet tot het oliedruk lampje gaat branden, want dan is de motor al kapot aan het lopen.
Peil daarom regelmatig de olie. Soms is er een peilglas voor een makkelijke controle, anders heeft de motor een peilstok. Draai die uit de motor, veeg de olie af en steek de peilstok terug in het gat, zonder in te draaien. Daarna kan het niveau afgelezen worden als de peilstok weer uitgenomen is. Peil de olie bij een koude motor of enkele minuten nadat de motor afgezet is en zorg ervoor dat de motor rechtop staat (dus niet op de zijstandaard). Vul bij met de voorgeschreven olie. Raadpleeg voor de juiste olie en procedure eventueel het instructieboekje.
ALGEMEEN
Kijk of er rond de voorvorkkeerringen olie of vettigheid te zien is. Dat kan duiden op lekkende keerringen en die moeten dan vervangen worden.
Inspecteer bij vloeistof gekoelde motoren het niveau in het expansievaatje. De vloeistof moet tussen de onderste en bovenste merkstreep staan.
Controleer kabels en leidingen op beschadigingen, droogtescheurtjes en slijtageplekken. Kijk of de geleiding van kabels en leidingen in orde is, niet aanlopen en er geen kabels loshangen.
EN VOORDAT JE DE MOTOR IN DE VERSNELLING ZET
Zorg er voor dat je voor het rijden op de hoogte bent van de werking en functie van de verschillende schakelaars en bedieningsorganen op de motorfiets. Stel ook de spiegels af voordat je gaat rijden.